zondag 27 juni 2010


Rennen, rennen, rennen. Voeten stampen over de grond, stampen over mensenzielen en monstergedachtes. Zo anders, zo hetzelfde. En ze weet het niet meer. Ze weet niets meer. Alles weg, verdwenen, opgelost. En ze rent. Rent als een dier op de vlucht voor zijn eigen angst. Ze rent langs bossen en langs meren. Langs steden en boerderijen. Verder en nog verder. Zo ver mogelijk weg, weg van haarzelf. Haar borst pompt op en neer en haar voeten zijn gevoelloos. Of nee, ze voelt ze juist, ze voelt ze maar al te goed. Ze steken en branden. Branden, net als haar ogen waarvan de tranen op zijn. Verspilt. Verloren. En ze rent. Ze rent en rent en rent. Met grote passen rent ze, vliegend over de aarde. Vliegen wil ze. Loslaten. Verlaten. Veranderen in iets van een andere wereld. Maar steeds raakt haar stekende brandende voet weer de aarde. Het mos, het gras of het zand. En met een dreun komt ze tot de werkelijkheid. Ze is wat ze is. Ze is waar ze is. En dat is het.
En dan, aan het einde van een reuze sprong. Een sprong van vliegen en dromen die vervult raken en weer breken, staat ze stil.
Een klif.
Een zee.
Niets.
Ze kan niet verder. En ze schreeuwt. Ze schreeuwt met haar hele lichaam, met alle lucht en alle zuurstof en alle kracht die ze nog in zich kan vinden. En de schreeuw raast verder.
Vliegt van de klif over het water. Scheurt over de golven met hun witte koppen en laat de meeuwen schrikken. En dan vind de schreeuw een vriend, de wind, de storm. En samen reizen ze verder. Verder en verder. Razen over water of schuimkoppen en vissersboten. En dan is de vriend weg. De wind gaat liggen en de storm geeft het op. En de schreeuw valt. Valt naar beneden en verdwijnt in het niets.
Of in het al.

1 opmerking:

  1. Heel mooi. Net als deze foto.
    Erg mooi gemaakt en geschreven.

    <3 Inge

    BeantwoordenVerwijderen