vrijdag 16 juli 2010


verwarring . verwarring . verwarring . verwaRring . verwarring . verwarring . verwarrinG . verWArrIng . VerwarrinG . verwarring . verwarring . verwARring . verwarring . verwarring . verwarring . verWarrinG . verwarring . verwarring . verwarring . verWaRring . verwarring . verwarrIng . verwarring . verwarring . veRwaRRing . verwarring . VERwarrING . verwarring . VERWARRING . verwarring . verwARRING . veRwaRring . verwArring . verwarring . verwArRing . verwarring . verwarring . VErwarring . verwaRRing . verwarring . VERWARRING . verwarring . verwarring . verwarring . verwarring . VERWARRing . verwarring . VERWARRING. verwarring . verwarring . VerWarRinG . verwarring . is misschien een orde die ik niet begrijp .

vrijdag 2 juli 2010

DE DOOD



~ EEN OBESERVATIE ~
EEN MEISJE
GEEN MOEDER
TWEE DOODGRAVERS
DE SNEEUW VALT HUIVEREND
NAAR BENEDEN

het meisje bleef achter. haar handen klauwden in de sneeuw. wit waren ze, haar handen, in mijn ogen haast witter dan de sneeuw. haar hart was gebroken. uit elkaar gesprongen als glas. en de stukken lagen voor haar in de sneeuw. de wind woei over het kerkhof, trok aan haar bleke blonde haren en sneed door haar oude wolle jas. ze huiverde en probeerde te huilen. maar de tranen waren kwijt. de doodgravers stonden de kijken. leunend op hun schop. kijkend naar het verdriet van het meisje. en ik keek met ze mee. mijn hoofd gebogen maar mijn ogen op het kleine gestalte gericht. waarom was ik gekomen? ik had niet moeten komen. het meisje krabte met haar nagels over haar wangen. wanhopig was ze. wanhopig op zoek naar haar tranen. want huilen zonder tranen doet het meeste pijn. dat weet ik. want iemand zoals ik, heeft geen tranen om te huilen. laat staan de kracht om verdriet te voelen. nu begon het meisje onbedaarlijk te beven. en langzamerhand drongen te gedachtes tot haar binnen. de gedachtes die aan haar vroegen; hoe nu verder? ik wou dat ik de gedachtes kon opvangen. van haar afschermen. ze buitensluiten. maar dat kon ik niet. de avond begon te vallen. het donker viel neer op het kerkhof. en het meisje wist dat haar tijd over was. langzaam stond ze op met bibberbeentjes en greep de stukken en splinters hart bij elkaar uit de sneeuw. ze stopte ze in haar jaszak. niet in staat om nog meer te voelen dan dat ze toen deed. het meisje draaide zich om en liep weg. haar blote voeten maakten kleine stapjes in de sneeuw. ze keek nog één keer om en ik zwaaide naar haar.
maar ze waaide niet terug.
natuurlijk niet, wie zwaait er nou naar de dood?